Herdenkingsrede 2017 Leon Verdonschot: Van wie is de Dodenherdenking?

Dat was de vraag die de krant het Parool deze week hardop stelde.
Het zou eigenlijk een vreemde vraag moeten zijn.
De Dodenherdenking is van ons allemaal, van alle inwoners van dit land. In het eerste
anderhalve decennium na de Tweede Wereldoorlog herdachten we om acht uur de
Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Begin jaren zestig is die definitie
opgerekt, en sindsdien worden op deze dag om acht uur alle Nederlandse
oorlogsslachtoffers sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog omvat herdacht.
Het lijkt me vanzelfsprekend dat het eenieder vrij staat tijdens die minuten daarbij te
betrekken wie hij of zij bij de slachtoffers rekent. Ook lijkt het me logisch dat er
regionale verschillen in accenten bestaan. Zoals in Rotterdam meer mensen stil zullen
staan bij de doden door het bombardement, zo hebben we hier onze eigen tragische
geschiedenis. Bijvoorbeeld die van de Sintifamilie Franz die uit Beek werd weggevoerd.
Of van de Joodse mensen uit Beek die - na het bevel om voor 10 april 1943 acht
Nederlandse provincies, waaronder Limburg, van Joden te zuiveren - betrokken waren
bij de derde grote deportatie uit Limburg. Of van de twee bejaarde Joodse inwoners van
Beek die op transport werden gezet nadat ze uit hun woning waren gezet, omdat de
NSB-burgemeester die als ambtswoning ging gebruiken.
Dus eigenlijk is die vraag - van wie is de Dodenherdenking? - gemakkelijk te
beantwoorden. Van iederéén; we herdenken alle Nederlandse oorlogsslachtoffers, en in
ieder stad en ieder dorp met name die uit die stad en dat dorp. En morgen vieren we de
vrijheid.
Wat het antwoord op de vraag heeft gecompliceerd, is het feit dat sedert begin jaren
zestig ieder jaar een poging wordt ondernomen om de doelgroep van Dodenherdenking
op te rekken.
Dat gebeurt liefst een paar voor 4 mei, op een moment dat het vrijwel onmogelijk is de
discussie op een redelijke manier te voeren, zonder dat de vele emoties die er bij komen
kijken al te hoog oplaaien, waardoor een goed debat eigenlijk onmogelijk wordt.
Dit jaar was er in Amsterdam een discussie over een actie van een theoloog die
drieduizend kruizen op het Rembrandtplein heeft gezet, die de dode migranten moeten
symboliseren die op hun weg naar Europa het leven hebben gelaten. De theoloog vindt
dat deze mensen moeten worden herdacht, en dan niet op 20 juni, de Internationale Dag
van de Vluchteling, maar op 4 mei om 20 uur. Hij is van oordeel dat de
vluchtelingenproblematiek niet lós staat van wat wij op deze dag op dit moment
herdenken, maar er mee samen hangt. Omdat de Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot
de Vluchtelingenverdrag van Genève van 1951. En precies dat Vluchtelingenverdrag
staat onder druk, en wordt volgens critici inmiddels ernstig geschonden.
Ik snap zijn punt, maar ik vind het een slecht idee. En wel om dezelfde reden die veel
mensen de afgelopen jaren hebben aangevoerd bij alle voorgaande varianten op dit idee.
Voor je het weet staan we stil bij al het onrecht in de wereld. En staat er dus niemand
meer stil bij iets, of juist veel mensen bij uiteindelijk niets. Alles herdenken staat gelijk
aan niéts herdenken.
Om vergelijkbare reden ben ik er tegen dat we Duitse soldaten herdenken. Daar waren
ook slachtoffers onder. Maar ook heel veel daders. Er zijn vele momenten om te
discussiëren over de vraag waar de grens lag, maar er is ook een moment dat daar niét
geschikt voor is, en dat is het moment waarop we de Nederlandse slachtoffers van die
daders herdenken, en dan ook nog eens in aanwezigheid van hun nabestaanden en van
de mensen die onze vrijheid verdedigden.
Tegelijkertijd moeten we ook eerlijk zijn. Er komt een moment waarop de mensen in
Nederland die zélf een oorlog hebben meegemaakt, er niet meer zijn. Dat gaat gevolgen
hebben. Het kan van deze herdenking voor veel jonge mensen een abstracte
geschiedenisles maken, die voor hun gevoel niets met hun leven te maken heeft. We
zullen de les uit de oorzaken die geleid hebben tot de slachtoffers hebben die we
vanavond herdenken, moeten blijven actualiseren, zonder daarmee de herdenking uit te
hollen.
Dat klinkt aanmerkelijk gemakkelijker dan het is. Zeker in Nederland, waar het publieke
debat is verworden tot een over en weer werpen van jij-bakken, persoonlijke
beledigingen en soms zelfs bedreigingen. We hebben een politicus in Nederland die al
jaren dag en nacht beveiligd moet worden en waarvan nog steeds mensen durven te
zeggen dat hij dat aan zichzelf te danken heeft. We hebben ook honderden
burgemeesters, wethouders en raadsleden die met grote regelmaat worden bedreigd, en
dan heb ik nog niet eens over advocaten, scheidsrechters, journalisten en talloze andere
mensen uit vrijwel ieder segment van de opinievorming, rechtspraak of openbare orde.
Op 5 mei vieren we de vrijheid, maar we hebben er maar een moeizame verhouding
mee. Ik ben voor een maximale vrijheid van het woord, maar niet voor een maximaal
recht op hufterigheid, en die twee worden vaak verward.
Wat je niet kunt zeggen, is dat in Nederland niet genoeg wordt stilgestaan bij de Tweede
Wereldoorlog. Sterker, je zou bijna het tegenovergestelde kunnen betogen: de Tweede
Wereldoorlog wordt overal te pas en te onpas bijgesleept. Wij zien het verschijnsel dat
iedere discussie, waarover dan ook, ertoe leidt dat iemand de Tweede Wereldoorlog
erbij sleept. Vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog zijn vaak smakeloos en ook
feitelijk incorrect. Maar ze zijn ook een belediging van de slachtoffers van de Tweede
Wereldoorlog, en een miskenning van het unieke en onmenselijke karakter van de
methoden en opvattingen van de Nazi’s.
De Paus vergelijkt Griekse vluchtelingenkampen met concentratiekampen,
dierenrechtenactivisten vergelijken de bio-industrie met de Holocaust, tegenstanders
van de nederzettingenpolitiek van Israël vergelijken die met de methoden van de Nazi’s.
Ik vind het stuk voor stuk infame vergelijkingen (met die laatste als meest macabere),
omdat ze bijdragen aan het reduceren van het kwaad dat we vanavond herdenken tot
een kwaad zoals er vele kwaden zijn.
Wat dan wél te doen?
Ik denk dat het begin van het antwoord zit in de combinatie van morgen en vanavond,
en van het motto van dit jaar.
We vieren morgen de vrijheid, en die vrijheid is niet vrijblijvend. Vanavond wordt
duidelijk wat er kan gebeuren wanneer we die vrijheid verliezen.: vanavond herdenken
we immers al degenen die hun leven gaven voor die vrijheid en die stierven doordat die
vrijheid ons werd ontnomen. De samenhang tussen vrijheid, vrijblijvendheid en de prijs ervan kon niet evidenter zijn.
Het benadrukken van het verschil tussen vrijblijvendheid en vrijheid is volgens mij de belangrijkste taak van de komende jaren. De reden daarvan is simpel: het overgrote deel van dit land is opgegroeid in vrijheid en heeft nooit iets ander gekend. Oorlog kennen de mensen van ons, ik ook, alleen van televisie. Het meest dichtbij kwam de oorlog toen onze soldaten in Srebrenica een partij in de oorlog werden. Het meest dichtbij komt de oorlog steeds wanneer de mensen die er voor vluchten opeens letterlijk op onze stoep staan. Wanneer het grootste deel van een land niets anders kent dan vrijheid, dan gá je die voor lief nemen, zelfs als je dat helemaal niet wil. Dat geldt ook voor welvaart. Dat geldt voor alles dat niet op lijkt te kunnen, omdat het nooit op wás. Alles went, zeker vrijheid.
Maar vrijheid is niet vanzelfsprekend.
Dat betekent dat het gekoesterd moet worden, ook in moeilijke omstandigheden. Bijvoorbeeld wanneer vrijheid ook leidt tot de vrijheid van opvattingen die je ten diepste vervullen van walging. Vrijheid koesteren betekent in die zin ook wrijving koesteren, ook wrijving met je eigen mening.
Of, een andere moeilijke omstandigheid, wanneer vrijheid (van bijvoorbeeld het woord) handelsbelangen schaadt. Pas op zulke momenten, wanneer vrijheid een prijs blijkt te hebben (letterlijk zelfs), blijkt wie het werkelijk koestert, en wie er slechts lippendienst aan bewijst.
Maar vrijheid is niet vanzelfsprekend; dat betekent ook dat vrijheid verdédigd
moet worden. Tegen elke ideologie die de vrijheid bedreigt, tegen iedereen die discrimineert, tegen elke extremist of fundamentalist die vindt dat vrijheid niet voor iedereen geldt, maar alleen voor mensen die er dezelfde opvattingen op nahouden, of alleen voor mensen van een bepaalde sekse, of ras, of geloofsovertuiging, of politieke of seksuele voorkeur.
Het lijkt allemaal zo voor de hand liggend, maar precies die schijn is gevaarlijk. De wereld is veel onoverzichtelijker geworden, en dat geldt ook voor de vijanden van de vrijheid. Die staat niet met tanks aan onze grenzen, maar bewegen zich veel meer in de moderne varianten van de bierkelders die daar aan vooraf gingen.
Vrijheid niet voor lief nemen, dat vereist waakzaamheid zonder paranoia, het vereist alertheid zonder paniek, het vereist tolerantie voor andere opvattingen maar juist volstrekte en principiële intolerantie tegenover de bedreigers van vrijheid van anderen.
Vrijheid verdedigen vereist, kortom, een zeer fijnzinnige combinatie van allerlei karaktereigenschappen die zich laten samenvatten als: menselijke eigenschappen.
Dat is geen toeval. Vrijheid vereist menselijkheid, en wel een zeer specifieke vorm daarvan. Namelijk de mooiste vorm van menselijkheid: médemenselijkheid.
Ik dank u voor uw aandacht.
Leon Verdonschot
4 mei 2017